woensdag 10 april 2013

Kamerbrief: personeelsrapportage Defensie


de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 9 april 2013
Betreft Personeelsrapportage over 2012
BS2013008890

Hierbij bied ik u aan de personeelsrapportage Defensie met de stand van 1 januari 2013. De rapportage geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de personeelslogistieke keten in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 en de daaruit voortvloeiende personele vulling en bestandsopbouw.

Algemeen
In het afgelopen jaar zijn de reorganisatieplannen concreter geworden. Daarmee is voor een groot deel van het personeel duidelijkheid ontstaan over het voortbestaan van de functie. Volledige duidelijkheid over de vraag of medewerkers hun loopbaan bij Defensie kunnen voortzetten, kan ik helaas nog niet geven. Vanaf 21 december 2012 tot 6 maart 2013 was het overleg met de centrales van overheidspersoneel opgeschort.

Hierdoor zijn de reorganisaties vertraagd. In overleg met de centrales van overheidspersoneel zijn maatregelen getroffen voor het personeel dat door de vertraging in de problemen dreigde te komen omdat hun plaatsingstermijn verliep, terwijl nieuwe functies nog niet waren opengesteld. Tijdens het wetgevingsoverleg Personeel op 3 december 2012 (Kamerstuk 33 400 X, nr. 23) heb ik toegezegd u voor mei 2013 nader te informeren over de concrete gevolgen voor het personeel. Door de vertraging in de reorganisaties kan ik dit thans nog niet. Ik verwacht u hierover na de zomer te kunnen informeren.

De Verandermonitor Defensie laat zien dat het vertrouwen in de toekomst bij Defensie en de medewerkerstevredenheid licht stijgen. De tevredenheid bij het defensiepersoneel is ondanks de onzekere tijd gestegen tot boven het niveau van voor de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1). Ondanks de positieve trend, is het vertrouwen in een toekomst bij Defensie nog laag. De monitor laat geen grote verandering zien in het sollicitatiegedrag van medewerkers. Het percentage van het personeel dat zegt buiten Defensie te solliciteren is in 2012 grotendeels stabiel gebleven. Hetzelfde geldt voor de motivatie van het personeel.

Personeelslogistiek
In mijn brief van 22 maart jl. (Kamerstuk 31 516, nr. 4) heb ik u geïnformeerd over de beleidsdoorlichting van het actieplan Werving en Behoud. Een belangrijke constatering is dat Defensie nu nog last heeft van de rigoureuze inperking van de wervingsinspanningen in 2010. De effecten hiervan op de kwalitatieve en kwantitatieve vulling zijn nog steeds merkbaar. De vorig jaar geïntensiveerde arbeidsmarktcommunicatie met een nieuwe campagne en gebruik van sociale media beginnen haar vruchten af te werpen.

Instroom & Uitstroom
In 2012 is het aantal belangstellenden en het aantal sollicitanten in absolute zin gestegen. Van het aantal mensen dat op enigerlei wijze belangstelling toont voor een baan bij Defensie besluit een beperkt deel te solliciteren. Jongeren oriënteren zich vaak breed en velen kiezen uiteindelijk voor een andere baan. De keuze van de belangstellenden om te solliciteren wordt daarnaast nog steeds beïnvloed door de verwachting dat het toekomstperspectief bij Defensie – als gevolg van de bezuinigingen – onvoldoende is.

Het rendement van de sollicitaties, de uiteindelijke gerealiseerde instroom, blijft nog te ver achter. Van de sollicitanten stroomt slechts een beperkt deel in als militair. Een van de oorzaken hiervan is dat Defensie hoge fysieke en psychologische eisen hanteert, waaraan veel kandidaten niet blijken te voldoen. De fysieke en psychologische aanstellingseisen zijn onlangs kritisch bezien door de CDS. Waar mogelijk zijn de eisen geclusterd en vereenvoudigd, uiteraard zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit die nodig is om als militair te kunnen functioneren.

Ondanks het feit dat het onvermijdelijk is dat gedurende het instroomproces kandidaten afvallen, streeft Defensie ernaar dit “verlies” te beperken. Daarom wordt onder leiding van de CDS het instroomproces verder geoptimaliseerd. Zo worden kandidaten die belangstelling hebben getoond, actief benaderd en gedurende het keuring- en selectieproces regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang. Ook is de doorlooptijd van de verstrekking van de VGB inmiddels beperkt tot acht weken en wordt de screeningsmethodiek onderzocht. Daarnaast wordt ter ondersteuning van de werving van technisch personeel in 2013 een landelijke techniekdag Defensie georganiseerd. Ook doet Defensie mee aan het Techniekpact dat onder leiding van de minister van Economische Zaken tot stand komt.

De uitstroom bestaat uit personeel dat met leeftijdsontslag gaat, personeel waarvan de FPS-aanstelling eindigt, personeel dat tijdens de opleidingen Defensie verlaat en personeel dat vrijwillig uitstroomt of ten gevolge van enige vorm van gedwongen ontslag.

De uitstroom van militair personeel is in 2012 gedaald tot ongeveer 4.000, wat ook was voorzien. De uitstroom van het burgerpersoneel was in 2012 vergelijkbaar met 2011 maar hiermee wel ruim 300 hoger dan voorzien. Het saldo van de in- en uitstroom van militair personeel is in 2012 uitgekomen op een negatief saldo van ongeveer 1.900 (in 2011 was dit een negatief saldo van ongeveer 2.900). Voor burgerpersoneel is de daling van het personeelsbestand met ongeveer 1.200 in 2012 vergelijkbaar met 2011.

Bestandsopbouw
Ten aanzien van de verdeling man / vrouw heeft in 2012 de trend van de afgelopen jaren zich voortgezet. Het aandeel vrouwen blijft in alle rang- en schaalgroepen voorzichtig stijgen.
Bij het militaire personeelsbestand is er vooral een afname in de omvang van de groep van 20 tot 24 jaar. Defensie kent nog een groot aantal BBT-contracten. De daling in de leeftijdscategorie van 20 tot 24 jaar heeft vooral te maken met het aflopen van deze contracten. Bij het burgerpersoneelsbestand is de afname van het volume in de leeftijdscategorie tot 29 jaar relatief het grootst. Vooral jonge medewerkers blijken voor een baan buiten Defensie te kiezen. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen blijft de beoogde verjonging achterwege.

Vulling
De vulling van zowel het militaire als het burgerpersoneel is in 2012 verder gedaald omdat de uitstroom van personeel hoger was dan de instroom. De lage vullingspercentages in de tabellen 9 en 10 worden ten dele verklaard doordat functies vacant worden gelaten in afwachting van de reorganisaties. De vullingspercentages zullen weer toenemen zodra de reorganisaties zijn voltooid.

Numerus Fixus
In mijn brief van 14 februari 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 116) heb ik toegezegd u in de personeelsrapportage te informeren over de stand van zaken van de numerus fixus. De omvang van de defensieorganisatie is thans nog ongeveer 2.500 vte’n hoger dan de met de numerus fixus beoogde omvang per 2016. Per 1 januari 2013 bedraagt de verhouding onderbouw/bovenbouw in het militaire personeelsbestand 55/45. Dit zal met de reorganisaties moeten verschuiven naar de beoogde verhouding van 59/41. De verhouding tussen het burger- en militaire personeelsbestand is inmiddels al wel uitgekomen op de beoogde 23/77. Het aantal vlag- en opperofficieren was per 1 januari 2013 83, een daling van zes, en dat strookt met de plannen.

Ten slotte
De nadruk zal de komende periode liggen op een goede en snelle uitvoering van de reorganisaties en de verbetering van de werving en selectie. Met mijn brief van 14 februari jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 116) heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de bestuurlijke processen bij Defensie door ABD Top consult. De aanbevelingen uit het rapport over de werving neem ik over.

Optimalisering van het huidige instroomproces acht ik noodzakelijk maar niet voldoende. Het instroomproces zelf is aan herijking toe. De komende periode zal het geconcentreerde instroomproces een sterkere regionale inbedding krijgen. Hierdoor ontstaan meer mogelijkheden voor regionale commandanten van de operationele commando’s om invloed uit te oefenen op de werving van personeel.

Naast de centrale arbeidsmarktcommunicatie moet hierdoor meer persoonlijk contact ontstaan. Regionale operationele eenheden worden, meer dan nu het geval is, de spil in het in- door en uitstroomproces van personeel en in het regionale netwerk van scholen en bedrijven. Zij kunnen hierdoor een actieve rol spelen bij bijvoorbeeld voorlichtingsdagen, banendagen en evenementen in de regio. Eenheden in de regio zijn daarmee de ambassadeurs van Defensie die onder andere toekomstig personeel benaderen om hun een juist en volledig beroepsbeeld te geven. Door intensiever en persoonlijker contact zal hopelijk de belangstelling voor een baan bij Defensie worden vergroot en vooral worden vastgehouden.

DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert

[Voor meer cijfers en grafieken, zie http://www.defensie.nl/_system/handlers/generaldownloadHandler.ashx?filename=/media/personeelsrapportage_2012_tcm46-204509.pdf]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten