vrijdag 4 oktober 2013

Nazorg ISAF-veteranen

[Passage uit: 'Aanvulling Veteranennota 2012-2013'] 

4. ISAF-nazorg
De ISAF-missie in Uruzgan van februari 2006 tot augustus 2010 was een van de grootste naoorlogse militaire operaties van de Nederlandse krijgsmacht. In totaal zijn bijna 20.000 militairen uitgezonden naar Afghanistan, waarvan ruim 6.000 inmiddels niet meer bij Defensie werkzaam zijn (per 1 september 2013). Van deze militairen is ongeveer 25 procent meer dan één keer uitgezonden. Zoals ik in het notaoverleg van 24 juni jl. heb gemeld, ontwikkelt de behoefte aan nazorg van de ISAF-veteranen zich vooralsnog in overeenstemming met de verwachting. Ik zal de stand van zaken nader toelichten.

4.1. Nazorg gewonden
Zoals mijn ambtsvoorganger vorig jaar heeft gemeld in een brief over de nazorg van ISAF (Kamerbrief 30 139, nr. 101), zijn bij de Uruzgan-missie 144 militairen tijdens gevechtsacties gewond geraakt. Van de 58 militairen die in behandeling zijn genomen door het Militair Revalidatiecentrum (MRC) zijn er nu nog twee in behandeling. Bij deze fysiek gewonde militairen is veelal sprake van een blijvende beperking bijvoorbeeld als gevolg van een amputatie. Uit onderzoek blijkt dat zij vooral moeite hebben met de veranderingen in mobiliteit en, als gevolg daarvan, hun loopbaanperspectief. Dit is mede aanleiding geweest om op het MRC een nieuw sportcomplex te bouwen en dat te voorzien van moderne apparatuur op het gebied van mobiliteitsverbeteringen. Daarnaast kan het MRC de revaliderende militair voorzien van de beste aanpassingen op het gebied van prothese- en orthesevoorzieningen. Het MRC is met deze ontwikkelingen in staat de brugfunctie van zorg naar maximaal participatief vermogen optimaal vorm te geven. Het MRC is tevens samenwerkingsverbanden aangegaan met gerenommeerde civiele zorginstellingen waaronder de Sint Maartenskliniek.

Doelstelling hierbij is kennisdeling en gezamenlijke ontwikkeling van zorgprogramma’s waarbij het zorgniveau voor veteranen gewaarborgd blijft.

De gewonde veteranen worden bij hun re-integratie intensief begeleid door hun operationele commando. Zij keren na de revalidatie in eerste instantie terug naar hun eigen eenheid. Vervolgens wordt na enige tijd bezien in hoeverre zij terug kunnen naar hun oorspronkelijke functie of een andere functie binnen de eenheid. In goed overleg met betrokkene en afhankelijk van de beperking wordt een re-integratietraject afgesproken en wordt gelegenheid geboden een studie te volgen. De meesten zijn thans, in afwachting van de voltooiing van het re-integratietraject, nog in dienst als militair. Als blijkt dat zij niet meer als militair kunnen functioneren, wordt gezocht naar een militaire functie met dispensatie of een passende burgerfunctie binnen Defensie. Begeleiding naar een functie buiten Defensie is ook mogelijk, maar pas wanneer daarover met de gewonde veteraan overeenstemming is bereikt.

4.2. Ontwikkeling zorgvraag
In de eerder genoemde brief over de nazorg van ISAF is tevens een analyse van de ingevulde vragenlijsten opgenomen. Uit deze analyse blijkt dat voor drie procent van de ingevulde vragenlijsten zorgtrajecten op medische gronden worden gestart, negen procent op psychosociale gronden en twee procent vanwege een combinatie van beide. Een actueel en compleet overzicht van de voortgang van de zorgtrajecten is niet te geven. Het probleem is dat deze informatie ligt besloten in individuele medische dossiers bij de eerstelijns en tweedelijns gezondheidszorg (waaronder MGGZ) binnen en buiten Defensie. Inzage kan alleen verkregen worden na toestemming van de betrokken militair. Het is wel mogelijk een overzicht te genereren van bijvoorbeeld alle PTTS-gevallen onder Nederlandse militairen, maar niet het aantal PTSS-gevallen dat
gerelateerd is aan de missie in Uruzgan.

Wel is er op een andere manier inzicht te krijgen in hoe het met de ISAF-veteraan gaat. Zo registreert het Vi het aantal aanmeldingen van Uruzgan-veteranen voor hulpverlening bij het CAP. Dit is in onderstaande tabel voor de periode 2007 tot en met 2012 in absolute aantallen en als percentage van het totaal aantal aanmeldingen weergegeven.


Uit het overzicht blijkt dat het percentage hulpvragen van ISAF-veteranen in de laatste drie jaar is toegenomen, maar in verhouding tot de grootte van de groep beperkt blijft. Ik realiseer mij hierbij dat een onbekend aantal veteranen langs een andere weg zorg aanvraagt en in dit overzicht niet is opgenomen. Verder meldt de stichting De Basis dat in 2012 en 2013 steeds meer jonge veteranen (missies vanaf 1980) zich aanmelden ten opzichte van oudere veteranen. Ook wordt de tijd tussen aanmelding en uitzending korter, waarschijnlijk doordat de bekendheid van het zorgsysteem voor veteranen toeneemt. Voorts melden steeds meer (jonge) veteranen en gezinnen zich met complexe problemen. Vooralsnog is er geen sprake van een opvallend groot aantal Uruzgan-veteranen. Pagina 5 van 18

4.3. Wetenschappelijk onderzoek
Er is dit jaar een wetenschappelijk onderzoek voltooid naar de psychische gezondheid van militairen na uitzending. Hiertoe zijn alle militairen die in de periode van 2008 tot 2010 zijn uitgezonden vergeleken met de totale groep van niet-uitgezonden militairen. Uit de resultaten bleek dat naar verhouding de uitgezonden militairen gedurende het eerste jaar na uitzending vaker gebruik maken van de geestelijke gezondheidszorg dan niet-uitgezonden militairen. Er is bij deze groep sprake van meer aanpassingsproblemen en angststoornissen (waaronder PTSS). Van de ruim 750 consultaties bij de MGGZ in de onderzoeksperiode werd in ruim 50 gevallen de diagnose PTSS gesteld. Ongeveer 200 militairen hadden last van aanpassingsproblemen. Een kwart van de veteranen kreeg pas meer dan een half jaar na de traumatische gebeurtenis klachten. In absolute zin daarentegen was in de eerste twee jaar na uitzending sprake van gemiddeld slechts één extra consultatie per 1.000 militairen per maand. Bovendien bleef het aantal consultaties bij de uitgezonden militairen beneden het gemiddelde aantal onder de Nederlandse bevolking.

Bij deze getallen plaatsen de onderzoekers enige kanttekeningen. Ten eerste is bekend dat PTSS-klachten zich vaak na enige jaren openbaren. Gelukkig is de beeldvorming rondom psychische klachten in de krijgsmacht de laatste jaren veranderd en is de drempel om (medische) hulp te zoeken lager geworden. Ten tweede is alleen de periode van 2008 tot 2010 onderzocht, terwijl militairen al vanaf 2002 in het kader van ISAF zijn uitgezonden. Ten derde beperkt dit onderzoek zich tot militairen die door de MGGZ behandeld zijn en blijven veteranen die niet bij Defensie in behandeling zijn buiten beschouwing. Het werkelijke aantal veteranen met PTSS uit deze groep is naar verwachting groter en zal de komende jaren waarschijnlijk verder toenemen.

4.4. Conclusie
De behoefte aan nazorg van de ISAF-veteranen ontwikkelt zich vooralsnog in overeenstemming met de verwachting. De revalidatiemogelijkheden van gewonde militairen uit Uruzgan worden met nieuwe technieken verder verbeterd. De re-integratie van deze groep is met intensieve begeleiding gaande. Een actueel overzicht van overige medische en psychische klachten gerelateerd aan ISAF is moeilijk te geven in verband met de vertrouwelijkheid van medische gegevens. Wel wijst onderzoek erop dat de hoeveelheid psychische klachten (waaronder PTSS) kan oplopen. Het is belangrijk zicht te houden op de verdere ontwikkeling van deze klachten zodat het zorgaanbod hierop kan worden afgestemd. Hiervoor zal het registratiesysteem van het LZV in de toekomst waardevolle informatie opleveren. Het systeem zou in 2015 volledig operationeel moeten zijn. Voorts zal ik onderzoeken of informatie uit de verschillende medische systemen van Defensie (anoniem) kan worden ontsloten en gekoppeld. In de Veteranennota van 2014 zal ik aan beide aspecten opnieuw aandacht besteden.

(...)

DE MINISTER VAN DEFENSIE
J.A. Hennis-Plasschaert

(ministerie van Defensie, 30 september 2013)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten